‘Liefde was ooit / tot ze niet meer vrij mocht zijn.’ Tijdens mijn supermarktbezoek hoorde ik het Marco Borsato op de radio zingen. Ik had de tekst anders in mijn hoofd: ‘Liefde komt ooit / als ze niet meer vrij wil zijn.’ Muzikaal klonk alles zoals ik het liedje ‘Vrij zijn’ kende: het huppelende baslijntje, de drumfill, de achtergrondstemmen die ‘ohohoho’ zingen. Maar toen ik het nazocht, bleken er twee verschillende teksten op die geluidsopname gemaakt te zijn: het origineel van het album Als geen ander (1995) en de later uitgebrachte 5-mei-versie (1996), die ik (zonder dat het Bevrijdingsdag was) door de supermarkt had horen schallen.

Die tweede werd gemaakt nadat het Nationaal Comité 4 en 5 mei Borsato had benaderd als ambassadeur van Bevrijdingsdag 1996. Liesbeth van Litsenburg, woordvoerder van het Comité, legde in Trouw uit waarom Borsato als gezicht van de herdenking gekozen was. ‘Sinds de viering van de vijftigste mei vorig jaar, hebben we besloten dat 5 mei meer moet zijn dan een herdenkingsdag van de bevrijding in 1945. Wat wij nu vooral voor een zo breed mogelijk publiek willen benadrukken, is dat vrijheid “onderhoud vraagt”. Het is geen passief recht, waarbij je maar lekker achterover kunt leunen. Nee, vrijheid moet je elke dag bevechten. Nu, wij denken dat we met Marco Borsato iemand gevonden hebben die dat voor een grote doelgroep kan uitdragen.’

Een lied over een jong, onafhankelijk meisje, dat is de oorspronkelijke tekst van ‘Vrij zijn’. Borsato zingt over een meisje van ‘amper achttien jaar’ dat zich heeft ontworsteld aan de ‘geborgenheid en warmte / en een vaderlijke zoen’ van haar ouderlijk huis en nu vrij wil zijn, tot het moment in de toekomst dat ze zich zal vastleggen in een relatie (over dat laatste lijkt niet te worden getwijfeld). Interessant genoeg hoefde de tekst slechts subtiel herschreven te worden om een totaal ander verhaal te vertellen: dat over een meisje dat in een situatie van politieke onvrijheid moet leven. Hoe komt dat? Ik zou die vraag op twee manieren willen aanvliegen. Mijn eerste benadering richt zich op de vormgeving van Borsato’s teksten: die zijn altijd nét zo weinig concreet, dat ze voor iedere luisteraar iets anders kunnen betekenen – en dus met enkele kleine ingrepen ook op een compleet nieuwe situatie van toepassing kunnen zijn. Mijn tweede benadering focust op de thema’s in Borsato’s oeuvre: bij hem liggen persoonlijke vrijheid – bijvoorbeeld in de liefde – en maatschappelijke vrijheid vaak in elkaars verlengde. Wanneer je de vijfentwintig jaar van zijn Nederlandstalige carrière overschouwt, zie je hoe vaak het woord ‘vrij’ valt, en dat dit woord tegelijkertijd aan het persoonlijke en aan het politiek-maatschappelijke bestaan van mensen raakt.

De vrijheid van de interpreet

Eén jaar voordat de 5-mei-versie van ‘Vrij zijn’ werd uitgebracht, werd het oeuvre van Borsato al eens aan de herdenking van de oorlog gekoppeld, en toen heel wat explicieter. Martin Sommer schreef voor de Volkskrant een geamuseerde en wat cynische reportage over de ‘trein van 1 voor allen’ die het Nationaal Comité 4 en 5 mei door Nederland liet rijden in 1995, het jaar dat de Tweede Wereldoorlog vijftig jaar voorbij was. ‘De trein schuddebuikt op de dreun van Marco Borsato. In een wagon zonder stoelen karaookt de derde klas van de ivo-mavo uit Arnhem er op los. De video snort, de microfoon piept, de kinderen krijgen de slappe lach. Marco’s tekst Dromen zijn bedrog wordt gerecycled tot “alle me-hè-hènsen zijn gelijk”.’ Het Nationaal Comité zocht net als in 1996 naar een manier om het thema vrijheid te vertalen naar een generatie die niet alleen zelf nooit de oorlog had meegemaakt, maar van wie ook de ouders in vrede en vrijheid waren opgegroeid. Om die generatie te bereiken, begon het Comité in de jaren negentig het begrip ‘vrijheid’ steeds ruimer te interpreteren. Het ging bij de 5 mei-vieringen van de jaren negentig om vrijheid van godsdienst of van meningsuiting, of (in 1995) om de beginselen van gelijkheid en antidiscriminatie. Ook andere klassen in de herdenkingstrein schreven teksten over dit thema, die op de video van Borsato’s ‘Dromen zijn bedrog’ konden worden ‘gekaraookt’. Een groep leerlingen van havo-vier die er moeilijk uit kwam kreeg schrijfadvies van de begeleidende student geschiedenis: Borsato’s originele regels ‘Steeds als ik je zie lopen / dan gaat de hemel een klein beetje open’ stelde zij voor te veranderen in ‘Als ik Janmaat zie lopen / krijg ik de neiging om hem te slopen’.

Dat is een tekst die moeiteloos past in de tijd waarin Hans Janmaat nog de verbeelding was van het foutst denkbare politieke geluid, maar een Borsatotekst is het natuurlijk niet. In een vorig stuk op Leest over de cultuurkritiek van Borsato schreef ik al dat er in verschillende Borsatoliedjes een liberale cultuurkritiek te herkennen is – niet het systeem is fout, maar wijzelf – die de luisteraar uiteindelijk ontslaat van de verplichting om echt concreet politiek te handelen. Wat wordt opgeroepen, bijvoorbeeld in zijn liedjes voor een goed doel, zijn algemene gevoelens van menselijkheid, verantwoordelijkheid en verlies. Luisteraars worden niet geconfronteerd met het concrete lijden van individuen, of met het kwaad dat berokkend wordt door het handelen van specifieke mensen (Janmaat bijvoorbeeld) of instituten. Andere liedzangers kozen die techniek van individualisering juist wel, wanneer ze halverwege de jaren negentig nummers schreven voor Bevrijdingsdag. Zo maakte Dolf Jansen, geïnspireerd door teksten van middelbare scholieren, de liedtekst ‘De oorlog meegemaakt’, dat in 1996 door een gelegenheidsgroep met de naam Wij werd uitgebracht. Daarin worden in een ultrakort bestek de oorlogservaringen verteld van vier personages: WO II-overlever Jaap, Noord-Ier Paddy, inwoner van Sarajevo Zofi en gewone Nederlander Dolf.

Zo’n levensverhaal van een individu in een concrete politieke situatie ontbreekt bij Borsato. Zelfs een van zijn meest expliciete politieke nummers, het voor War Child gemaakte ‘Speeltuin’ (1998), stelt het kind dat wordt toegezongen niets concreets in het vooruitzicht. Er wordt wel gezegd dat het ‘morgen vrede zal zijn’ en dat de wereld dan weer ‘een speeltuin zal zijn’ – maar hóe die mooie toekomst moet worden bereikt, dat blijft in het midden. Herman van Veen maakte ooit een bewerking van het nummer waarin het refrein al heel wat strijdbaarder en politieker klinkt: ‘Morgen kan het vrede zijn / als de wapens zwijgen / maar zolang het geld ’t voor ’t zeggen heeft / zwijgen wapens niet’. Borsato beluisterde deze herschrijving verrast, zo valt op de opnames te zien – al valt het te betwijfelen of hij die tekstingreep helemaal ondersteunde.

Hij weet immers ongetwijfeld dat de kracht van de teksten die hij zingt – en nooit zelf schrijft, voor alle duidelijkheid – schuilt in hun gebrek aan specificiteit. Iedereen kan ze projecteren op zijn of haar situatie van dat moment; dát is een van de succesfactoren die hem een ontzagwekkend brede schare fans heeft bezorgd. ‘Meester van mij’ van het recentste album Thuis (2017) kan ik zelf moeilijk anders beluisteren dan als een tekst over de complexe gevoelens die de liefde teweegbrengt, maar een van de YouTubecomments erbij interpreteert het heel anders: ‘Klopt mijn depression doet dat ook totaal mezelf verloren’ – en ook die lezing valt best te verdedigen. Of neem ‘Als rennen geen zin meer heeft’ van Dromen durven delen (2010). De kosmisch-meteorologische metaforiek van het nummer – vluchten, strijd, zon, wolken, het ineenstorten van de wereld en het verdwijnen van land in de golven – dwingt mij er haast toe aan de klimaatcrisis te denken, al weet ik bijna zeker dat het nummer ‘niet zo bedoeld is’. ‘Nachtwaker Hugo’ van de Marco Borsato Fanclub maakte een eigen video bij dit nummer waarin beelden van depressieve mensen, windmolens en De verwoeste stad van Zadkine op een wonderlijke manier samenkomen. En de reacties onder de video laten zien dat de associaties bij het nummer nog veel breder zijn. Alle luisteraars verbinden hun eigen herinneringen aan dit nummer: aan vriendschappen, overleden vrienden, ruzies waar men spijt van heeft. Het nummer bleek daarnaast moeiteloos omgebogen te kunnen worden naar de christelijke boodschap van het jaarlijkse EO-spektakel The Passion.

De vrijheid in de liefde

Het is dus de generieke toon van Borsato’s liedjes die mede verklaart waarom de stap zo klein was van het liefdesliedje ‘Vrij zijn’ naar het Bevrijdingsdagliedje met dezelfde titel. Maar we zouden beide versies van ‘Vrij zijn’ ook kunnen benaderen langs een inhoudelijke lijn. Vrijheid in de liefde krijgt in het werk van Borsato vaak een existentiële, deels ook maatschappelijke betekenis toegeschreven. Je zou dus kunnen zeggen dat het liefdesliedje ‘Vrij zijn’ ook altijd al een politiek liedje was – of in elk geval een liedje dat veel laat zien van de wereldvisie die uit het werk van Borsato spreekt.

Laten we eerst een iconisch beeld voor ogen nemen om dit beter te begrijpen: Marco Borsato in een witte coltrui in een onherbergzaam IJslands landschap. Een van de emotionele hoogtepunten in een oeuvre dat de grote gebaren toch al niet schuwt: Borsato heft zijn armen op, houdt zijn ogen gesloten, vouwt zijn handen. Het gaat dan ook om een van de meest expliciet spirituele momenten in zijn werk. Zijn nummer 1-hit ‘De bestemming’ (van het gelijknamige album uit 1998) gaat over existentiële twijfels over het waarom van ons bestaan. De ik-figuur in het lied vraagt bij het begin van het lied aan de maan naar een antwoord op dat waarom, ‘maar ze zwijgt / en kijkt me lachend aan’. Dit doet enigszins existentialistisch aan: de hoofdfiguur van ‘De bestemming’ ziet zich net als de hoofdfiguren in het oeuvre van Jean-Paul Sartre geworpen in een natuurlijke wereld die volkomen onverschillig tegenover hem staat. De kale, bedreigende omgeving van IJsland weerspiegelt die ontoegankelijkheid van de natuur. Verderop in het lied, als de muzikale versnelling is ingezet, wordt de ik-figuur iets zelfbewuster over zijn mogelijkheden. Hij ziet zijn leven als een spel waarin je zelf de regels kunt bepalen, ‘daarin ben je vrij’. Maar die vrijheid is bedreigend en stelt de speler voor enorme dilemma’s: ‘Er is geen schuld maar elke stap heeft consequenties voor iedereen / en toch speel je dit spel alleen’. Bovendien ontbreekt ieder uitzicht naar een betekenisvolle toekomst: ‘O ik wil dit spel best spelen / maar hoe moet dat / als ik niet weet wat het doel is?’

Hier zitten we in het hart van de jaren negentig. Begin januari 1997, dus een jaar voor het verschijnen van ‘De bestemming’, merkten trendwatchers al op dat zingeving en een persoonlijke geloofsbeleving in Nederland steeds centraler zouden komen te staan. ‘We moeten nu zelf op zoek naar houvast,’ zei trendwatcher Hans van der Loon destijds. Het waren de jaren waarin het idee van het einde van de geschiedenis niet geheel fictief leek. De Muur was gevallen, dus de scherpe ideologische strijd van de Koude Oorlog leek gestreden; Nederland was sterker ontkerstend dan ooit tevoren en het individualisme en liberalisme vierden hoogtij. Maar ergens bleef het knagen: het zou toch mooi zijn als er ‘iets’ was om je leven naar te richten.

‘De bestemming’ biedt de soundtrack bij dit levensgevoel. Het stelt de vraag hoe je überhaupt nog betekenis aan het leven kunt geven als het steeds moeilijker wordt je te identificeren met een religie of een politieke ideologie. Dit lied biedt geen antwoord op deze vraag – die het liberalisme overigens alleen maar kan stellen door zijn eigen ideologische karakter te ontkennen. Maar wie breder naar het oeuvre van Borsato kijkt, ziet dat hij wel degelijk handvatten aanreikt: de (monogame) liefde is hét medicijn bij deze zingevingscrisis. In het ideale geval zorgt een relatie ervoor dat de beide partners een soort ‘vrijheid-in-gebondenheid’ ervaren: de existentiële twijfel is weg, zonder dat ze zich volkomen aan elkaar over hoeven te leveren.

Je hoeft geen Borsatokenner te zijn om te weten dat het in zijn oeuvre onophoudelijk over de liefde gaat. Dat het woord ‘vrij’ zo vaak gebruikt wordt, valt misschien minder snel op. Maar zet de nummers maar eens op een rij: naast ‘Vrij zijn’ maakte Borsato ook ‘Kom maar op (Vrij)’ en ‘Vogelvrij’. Daarnaast zong hij regels als ‘Mijn gedachten kun je krijgen maar m’n hart blijft altijd vrij’ (‘Hou me vast’), ‘Ze is vrij / vrij om te gaan maar ze blijft bij mij’ (‘Zij’), ‘De schoonheid van het lot alleen te zijn / je voelt je altijd vrij’ (‘Breng jij mij naar huis’), ‘Ik ben bevrijd, waarom voel ik me dan zo verloren?’ (‘Verleden tijd’), ‘Ik zou vrij zijn maar dat ben ik niet’ (‘Voorbij’, met Do), ‘Wie de weg bepaalt / en de eindstreep haalt / is vrij’ (‘Laat het los’), ‘Vrij zijn mijn voeten / vrij om te gaan en te staan waar ik wil / vrij om te voelen dat ik van je hou / vrij om te delen’ (‘Zeg het maar’).

Er zitten een paar patronen in Borsato’s gebruik van ‘vrij’. In de eerste plaats hanteert hij het als synoniem voor ‘(nog) niet in een relatie’. De oorspronkelijke versie van ‘Vrij zijn’ zinspeelt daarop, maar ook een nummer als ‘Breng jij mij naar huis’ (van het album Duizend spiegels, 2013). De ik-figuur in dit lied lijkt net uit een vaste relatie te komen (‘Ik veeg mijn tranen weg / een nieuw begin’) en wanhopig terug te verlangen naar zijn oude geliefde. Als hij andere vrouwen kust, probeert hij zijn vroegere relatie in die ander te herkennen: ‘Koester ik de hoop / dat jij het bent / als ik haar lippen kus’. Even later mijmert hij: ‘De schoonheid van het lot alleen te zijn / je voelt je altijd vrij / maar mijn hart is hol en koud, mijn leven leeg / want wat ik mis ben jij’. Hier wordt duidelijk dat de ik-figuur opnieuw ten prooi dreigt te vallen aan de existentiële twijfel die ook ‘De bestemming’ doorspookte: wie niet over de veiligheid van een relatie beschikt, valt in een peilloos diep gat. Zo is ook te begrijpen waarom Borsato in ‘De waarheid’ (van het gelijknamige album uit 1996) beweert ‘dat de aarde niet meer rond is / dat de vogels niet meer vliegen / en de zon niet langer schijnt’ als hij zijn plan zal uitvoeren om bij zijn geliefde weg te gaan. De Snijtafel maakte eens een vlijmscherpe analyse van het godcomplex dat uit dit lied spreekt: ‘Zij ziet hem als God, en hij ziet zichzelf als God.’ Kasper Jansen slaat hier de spijker op zijn kop: in het oeuvre van Borsato zijn de geliefden ‘goden’ voor elkaar, omdat ze de plaats moeten innemen van de religieuze of ideologische macht waarnaar ze zich niet langer kunnen richten.

Naast een negatieve, bedreigende vrijheid bestaat er echter ook een positief getinte in het oeuvre. Wie de eigenheid van de ander teveel verstoort, doet diens onafhankelijkheid teniet – en dan wordt pas duidelijk hoezeer je die (individuele, niet existentiële) vrijheid nodig hebt. In ‘Wakker’ (Thuis) ontzegt de geliefde elke bewegingsvrijheid aan de hoofdpersoon: ‘Je hield mijn hoofd steeds onder water / zodat ik de waarheid niet zou zien / je gaf me zuurstof uit jouw mond / zodat ik niet zonder je kon’. Wanneer de jij hem loslaat, is dat een bevrijding van jewelste: ‘Ik ben vrij / ik ben voor altijd opgestaan’. ‘Kom maar op (Vrij)’ (2011) zet het belang van persoonlijke autonomie nog steviger neer. Dat nummer is één grote blijk van onafhankelijkheid: hoezeer je de ik-figuur ook probeert te beknotten, hij blijft vrij. De rap van Lange Frans in het nummer suggereert dat dit vrijheidsgevoel met een gezond familieleven te maken heeft: ‘Ik kan niet verliezen überhaupt / ik heb de liefde van m’n kids en een supervrouw’. Interessant genoeg zien we Borsato en Lange Frans in de clip als politieke gevangenen in een dictatoriaal aandoend systeem. De suggestie lijkt dat wie de liefde van zijn familie in zijn hart draagt, zelfs de meest onvrije politieke situaties aan kan.

In zijn recente albums met de veelzeggende titels Evenwicht en Thuis lijkt Borsato de negatieve en de positieve vrijheid steeds meer bij elkaar te brengen. De thuisplek wordt hier beschreven als een plaats waar je beschermd wordt tegen de bedreigende existentiële vrijheid van de buitenwereld, terwijl de partners binnen die thuissituatie elkaar idealiter veel vrijheid geven. Met deze nadruk op het belang van een thuis verwoordt Borsato opnieuw een geluid dan in de huidige samenleving breed gedeeld is. Jan Willem Duyvendak heeft immers laten zien hoezeer ons maatschappelijke en politieke debat is doordrongen van dit verlangen naar een thuis – zonder dat we onze individuele verworvenheden willen opgeven.

Ethische vrijheid

Duyvendak maakt aannemelijk dat het verlangen naar thuisgevoel perverse trekjes heeft: dit verlangen kan gemakkelijk omslaan in de wens om mensen die het thuisgevoel verstoren (die ‘hier niet thuis horen’) uit te stoten. Het is de vraag of het thuisgevoel in Borsato’s oeuvre zulke xenofobe trekjes heeft. Ik denk het niet: daarvoor doet hij veel te vaak een beroep op medemenselijkheid. Maar ook de vrijheidsdrang die tegelijkertijd in Borsato’s werk zit, kan negatieve gevolgen hebben. Wie het recht opeist om zijn bestaan vorm te geven zoals hij dat zelf wil, leidt al snel een leven dat vernietigend is voor anderen en voor de planeet. Jouw vrijheidsdrang kan ten koste gaan van de mogelijkheden van anderen.

Ook dat gevaar wordt voorzien in de liedjes van Borsato. De vrijheid die hij vraagt is als het ware een ethische vrijheid, waar de ander geen slachtoffer van moet worden. Liedjes als ‘Fijne vent’ (van het album De waarheid) pleiten tegen egocentrisme en narcisme. Verschillende liedjes kiezen een expliciet antimaterialistische koers: ‘De cirkel rond’, ‘Niemand anders’ en ‘Branden aan de zon’ bijvoorbeeld. In dat laatste lied (van het album Dromen durven delen) zegt de ik-figuur dat hij ‘op een bed van goud’ niet kan rusten ‘als de rust niet in me zit’. Materiële zaken doen er dus niet toe wanneer je als het ware niet thuis bent bij jezelf – en dus ook geen gevoel van persoonlijke autonomie ervaart. In ‘De cirkel rond’ (Evenwicht, 2015) zingt Borsato: ‘Je eet en je drinkt / je blijft consumeren / maar nooit wordt je honger gestild’. In dit lied is het opnieuw de liefde voor een ander die dit knagende gevoel van leegte opvult.

Het eigenaardigste antimaterialistische nummer van Borsato is ongetwijfeld ‘Zeg het maar’ (van het album Zien, 2006). Dit album werd alleen op dvd uitgegeven en alle nummers waren dan ook van clips voorzien, gemaakt door toonaangevende Nederlandse regisseurs. Het filmpje bij dit nummer (gemaakt door Johan Nijenhuis) geeft aan de vrij eenduidige boodschap van het lied (‘ik ben tevreden met helemaal niets’, ‘ik leef van de liefde, de lucht en het licht’, ‘vrij om te delen’) een heel eigenaardige wending. Borsato speelt een personage, compleet met een pruikje: een ietwat tuttige kapitalist in pak, die in de eerste shots bang is om met zijn mooie schoenen in zee te stappen. Wanneer hij vervolgens succesvol is in het casino, trekt hij de aandacht van een vrouw die een kennis (of zijn echtgenote?) lijkt te zijn. Na het opstrijken van een enorm geldbedrag lopen ze samen naar een gele Hummer en beginnen ze rond te rijden in de stad. Inmiddels is duidelijk dat ze zich in Willemstad op Curaçao bevinden. De hoofdfiguur en zijn partner lopen vervolgens de ene na de andere winkel binnen om kleren en sieraden voor de vrouw te kopen, waarbij haar koopbelustheid goed in de verf wordt gezet. Verderop in het nummer begint de man alle aangekochte producten echter weer uit te delen aan voorbijgangers op straat, tot wanhoop van zijn partner. Het eindigt ermee dat de vrouw zelf wordt ‘weggegeven’ aan een groep jonge zwarte mannen – niet tot haar ontevredenheid, overigens – en dat de man, grotendeels uitgekleed, terug naar zee loopt en kopje onder gaat in de golven. Hij heeft alles weggegeven en is vrijer dan ooit, dat is de boodschap.

Heel ongebruikelijk binnen het oeuvre is de uitgesproken seksistische manier waarop de vrouw in dit filmpje wordt neergezet. Maar dat deze film is opgenomen in een voormalige Nederlandse kolonie, geeft aan de beelden nog de pijnlijkste lading. We zien hier een kapitalist eerst schaamteloos winsten opstrijken om die vervolgens als ‘weldoener’ te kunnen weggeven aan de plaatselijke bevolking die als uitgesproken hebberig en materialistisch wordt neergezet – waarmee het lied een soort hedendaagse heropvoering van het kolonialisme laat zien. Hoewel het personage dat Borsato speelt op beeld enigszins belachelijk wordt gemaakt, zet de liedtekst hem tegelijkertijd neer als de figuur met wie we ons moeten identificeren: de (witte) vrouw en de (niet-witte) eilandbewoners zijn uiteindelijk de minst sympathieke personages. Het lijkt er ook niet op dat het gehele lied als een antikoloniale kritiek moet worden opgevat: daarvoor zijn zowel tekst als filmpje te luchtig en te ironisch.

Zo toont ‘Zeg het maar’, ongetwijfeld onbedoeld, de onsmakelijke kant van het liefdadigheidsthema dat in het oeuvre van Borsato zo vaak een rol speelt. Veel vaker zouden we de antimaterialistische boodschap in zijn werk positief kunnen opvatten: ze helpt twijfelende luisteraars, op zoek naar zingeving in een zogenaamd postideologische wereld, na te denken over ethische manieren om hun persoonlijke vrijheid te verbinden met intermenselijk contact en medeleven met mensen die het moeilijk hebben. Het is en blijft een liberale cultuurkritiek, en daarmee een die niet echt voor zijn politieke karakter uitkomt. Wie politiek geactiveerd wil worden en hoopt op ondubbelzinnige maatschappijkritiek, kan dan ook beter naar Bots luisteren – maar die band hoort niet voor niets thuis in een heel ander hoofdstuk van de Nederlandse politieke muziek.

 


Dit is het tweede deel van een tweeluik over Marco Borsato’s cultuurkritiek; het eerste deel gaat over Borsato’s engagement. Het artikel bevat enkele herschreven ideeën en passages uit het te verschijnen boek Op de vuist (in 2019 te verschijnen bij Ambo Anthos), een cultuurgeschiedenis van de Nederlandse protestliedcultuur sinds 1966.
Afbeelding:
detail ‘Marco Borsato 2016’, Nathaliethielen via Wikimedia

Laurens Ham is docent-onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Hij werkt aan een Veni-project (2018-2022) over de rol van schrijvers in het Nederlandse literatuurbeleid. Eerder publiceerde hij onder meer een boek over de zelfrepresentatie als ‘autonome’ schrijver van Nederlandse auteurs (Door Prometheus geboeid) en een cultuurgeschiedenis van het Nederlandstalige protestliedje (Op de vuist).