In 1979 rolde bij uitgeverij Volk und Welt Die Verwunderung van de pers: de Duitse vertaling van Hugo Claus’ zeventien jaar eerder verschenen De verwondering. In mijn vorige stuk beargumenteerde ik dat twee kleinere Claus-publicaties de verschijning van dit boek mee voorbereidden. In dit slotstuk van het drieluik wil ik onderzoeken hoe het er precies werd gelezen, vertaald en gepresenteerd.



De verwondering / Die Verwunderung
mocht dan wel Claus’ eerste solopublicatie in de DDR zijn, helemaal onbekend was hij er al niet meer. Nog voor 1979 verschenen twee kleinere Clauspublicaties die een imago van Claus creëerden als een radeloze kunstenaar die zich in zijn werk schrap zette tegen zijn ‘verkilde omgeving’. In 1976 publiceerde Volk und Welt Erkundungen aus Belgien und den Niederlanden: een bundel met Vlaamse en Nederlandse kortverhalen. Van Claus werd daarin het verhaal ‘Liefde in de nightclub Jiky’s’ / ‘Liebe in Jikys nightclub’ opgenomen. Een jaar daarna verscheen bij dezelfde uitgeverij Gedichte aus Belgien und den Niederlanden: een poëzieband met werk van Gerrit Achterberg, Paul van Ostaijen, Lucebert en Hugo Claus.

Zoals ik in mijn analyse van die eerste publicaties aantoonde, voeren zowel het kortverhaal als de gedichten personages op die door de morele hypocrisie van de naoorlogse samenleving tot waanzin worden gedreven. Het is een sjabloon dat ook in De verwondering terugkomt met het hoofdpersonage, Victor Denijs De Rijckel, dat vanuit een psychiatrische instelling zijn verwarde relaas vertelt.

In deze bijdrage wil ik de publicatiegeschiedenis van Die Verwunderung uitgebreid tegen het licht houden. Ik begin bij het eerste leesverslag dat Alfred Antkowiak al in 1975 bij uitgeverij Volk und Welt indiende en bekijk dan achtereenvolgens de vertaling en het nawoord van Udo Birckholz en het leesrapport dat Roland Links aan de uitgeverij en de censuurdienst voorlegde. Wat gebeurde er tussen Verwondering en Verwunderung? Meer bepaald: welke strategieën paste Volk und Welt toe om de roman in het eigen politiek-culturele systeem te doen gedijen?

De eerste aanzetten

Alfred Ankowiak gaf de eerste aanzet voor een Duitse vertaling van De verwondering. Al in januari 1975 diende hij een leesverslag in bij uitgeverij Volk und Welt waarin hij de grote lijnen van het verhaal samenvatte [vert. UB]:

Centraal staat een leraar, hij heeft geen ‘ik’ in de ware zin van het woord, en bevindt zich soms op de rand van krankzinnigheid, toegegeven alleen in vergelijking met de ‘normaliteit’ van zijn omgeving. Samen met zijn leerling Verzele (…) belandt hij via een aantal omwegen in het kasteel van Almout. Daar maakt hij kennis met de geheimen van de familie Harmedam, of liever, hij komt er geleidelijk achter; want het is in dit kasteel, jaren na de oorlog en de overwinning op het fascisme, dat Vlaamse SS’ers bijeenkomen om hun vermiste leider Crabbe te herdenken. De leraar raakt meer en meer betrokken bij deze bijna letterlijk stinkende, rottende wereld, hij leert haar door en door kennen, oriënteert zich in haar binnenste, en hij is verbijsterd over dit verval, omdat hij er voordien geen weet van had. In een psychiatrische kliniek, waar hij is opgenomen wegens een zenuwinzinking veroorzaakt door de ontdekkingen van Almout, schrijft hij zijn indrukken, of liever zijn geschiedenis en obsessies, op en daarbij komt zijn eigen verwarde, fundamenteel kleinburgerlijke bestaan in beeld.[1]

Dat het initiatief voor de vertaling uitgerekend van Alfred Antkowiak kwam, is belangrijk. Hij was namelijk de samensteller van de Erkundungen-bloemlezing waarin Claus’ allereerste DDR-publicatie verscheen. Daarbij komt nog dat zijn eigen positie binnen Volk und Welt zeker niet onomstreden was. Zoals in mijn vorige bijdrage al uitgebreider aan bod kwam, werd Antkowiak in de late jaren vijftig veroordeeld wegens kritiek op het onvrije culturele beleid in de DDR. Na een korte gevangenisstraf trad hij in dienst bij Volk und Welt, waar hij als Geheiminformant moest spioneren voor de Staatssicherheit. Dat Antkowiak na zijn vrijlating aan de slag mocht bij Volk und Welt, had hij zelf bewerkstelligd. In een voorstel tot ‘socialistische re-integratie’ beargumenteerde hij waarom een positie binnen het uitgeverijwezen interessant kon zijn: via de literatuur zou hij een bijdrage leveren aan de bestendiging van het regime om op die manier te bewijzen dat hij zijn subversieve verleden ver achter zich had gelaten.[2]

Dat net Antkowiak zich inspande voor de introductie van De verwondering in de DDR, is dus al indicatief voor het ideologische spanningsveld waarin de roman terechtkwam. De datering van het leesverslag bewijst bovendien dat Antkowiak al bezig was met De verwondering nog voor die bloemlezing klaar was. Op het moment dat hij het leesverslag indiende, had hij zelfs nog niet beslist welk kortverhaal van Claus hij in de bundel wilde opnemen.


Het tijdpad:

·  juni 1974 Erkundungen I: Eerste selectievoorstel van Alfred Antkowiak
·  januari 1975 Die Verwunderung: Leesverslag Alfred Antkowiak
·  oktober 1975 Erkundungen I: Leesrapport Joachim Schreck
·  januari 1976 Erkundungen I: Zetbegin
·  februari 1976 Erkundungen I: Drukbegin
·  maart 1976 Erkundungen I: Publicatie
·  juni 1976 Gedichte: Leesrapport Helga Hipp
·  juni 1976 Die Verwunderung: Contract over de vertaalrechten
·  september 1976 Gedichte: Zetbegin
·  november 1976 Gedichte: Drukbegin
·  februari 1977 Gedichte: Publicatie
·  juni 1978 Die Verwunderung: Leesrapport Roland Links
·  november 1978 Die Verwunderung: Zetbegin
·  januari 1979 Die Verwunderung: Drukbegin
·  maart 1979 Die Verwunderung: Publicatie

 

Het feit dat Volk und Welt dus al nadacht over een vertaling van De verwondering nog voor de eerste Clauspublicatie in de steigers stond, is belangrijk. Deze vaststelling nodigt namelijk uit om de these waarmee ik mijn vorige bijdrage besloot aan te scherpen. Ik suggereerde daar dat de kortere Clauspublicaties de weg vrij maakten voor een succesvolle introductie van De verwondering. Nu we weten dat die roman al door Antkowiak was aangedragen nog voor die klaar waren, lijken we zelfs te kunnen spreken van een welbewuste introductiestrategie.

Het beschikbare archiefmateriaal geeft er geen uitsluitsel over, maar het lijkt aannemelijk dat Antkowiak de Erkundungen-bloemlezing gebruikte om de weg te effenen voor De verwondering. Alleszins is het opmerkelijk dat Antkowiak voor zijn Erkundungen-bloemlezing een kortverhaal koos dat helemaal in de lijn lag van zijn leesverslag over De verwondering. Eveneens veelzeggend is dat Volk und Welt het contract over De verwondering pas sloot op 21 juni 1976, zo’n drie maanden nadat de Erkundungen­-bloemlezing was verschenen. Het lijkt er dus op dat Antkowiak het kortverhaal aangreep om al eens ‘in het klein’ aan de uitgeverij en de censuurdienst te demonstreren dat een werk als De verwondering prima in de DDR kon gedijen.

Van Verwondering naar Verwunderung

Er ging dus wat tijd overheen, maar in 1976 kon men aan de vertaling van De verwondering beginnen. De Berlijnse Udo Birckholz vertaalde de tekst en voorzag het boek van een uitvoerig nawoord. Ik vergelijk hier kort de eerste druk van het Nederlandse origineel met de Duitse vertaling.[3]

Nu is De verwondering sowieso een interessante casus voor vertaalanalyse. Niet alleen vanwege de complexiteit van de tekst, maar ook, omdat Claus’ Nederlandse uitgever De Bezige Bij nogal een boeltje had gemaakt van de eerste druk. In 2018 maakten Kevin Absillis en Wendy Lemmens een kritische editie van De verwondering waarin ze heel wat zet- en schrijffouten signaleerden die de tekst nóg raadselachtiger maakten. Die drukfouten lijken Birckholz soms echt voor raadsels te hebben geplaatst. Een grappig voorbeeld is de typfout op pagina 114 van de eerste druk. Daar staat te lezen dat het personage Crabbe zijn kamerjas, zijn pyjama en zijn ‘stoffen’ meenam naar het front. Bedoeld is natuurlijk zijn ‘sloffen’, oftewel: zijn pantoffels, maar dat had Birckholz duidelijk niet door. In de Duitse vertaling sleurt Crabbe dan maar ‘Zeug’ mee, spullen.[4]

Interessanter nog dan die verwarringen, zijn de vertaalingrepen die gebeurden onder invloed van de doelcultuur. Veel van Birckholz aanpassingen zijn erop gericht de tekst beter begrijpelijk te maken voor het Oost-Duitse doelpubliek. Dat uit zich ten eerste in de manier waarop hij omspringt met cultureel specifieke begrippen. ‘Hutspot met varkensvlees’ (1962, 75) wordt in vertaling bijvoorbeeld ‘Hutspot, ein holländisches Eintopfgericht aus Möhren, Kartoffeln, Zwiebeln und Fleisch’ (1979, 84) [Hutspot, een Hollands eenpansgerecht met wortelen, aardappelen, uien en vlees]. En wanneer de leraar een scherpe geur waarneemt, bedenkt hij zich in de Nederlandse versie dat ‘het geen vlasgeur [kon] zijn, de Leie lag op kilometers afstand’ (66). In de Duitse vertaling wordt dat: ‘Er [Der Geruch] konnte nicht vom Flachs herrühren, die Gegend, wo Flachs angebaut und gewässert wurde, lag Kilometer entfernt.’ (74) [De geur kon niet van vlas zijn, de omgeving waar vlas verbouwd werd, lag kilometers verder.][5]

Minder opvallend, maar belangrijker voor de rest van mijn verhaal, zijn ten tweede Birckholz’ ingrepen om de tekst stilistisch transparanter te maken. Zo vervangt Birckholz persoonlijke voornaamwoorden regelmatig door de naam of aanduiding van de personages. ‘“Ik wist dat je komen zou”, zei zij.’ (16) wordt bijvoorbeeld ‘“Ich wusste, dass sie kommen würden”, erklärte die Zigeunerin’ (15) [Ik wist dat je zou komen, verklaarde de zigeunerin]. En het nogal generieke ‘Hij zegt tot haar’ (42) wordt ‘Er sagte zu seiner Begleiterin’ (47) [Hij zei tot zijn begeleidster]. Een opvallende poging om de Duitstalige lezers bij de les te houden doet Birckholz in het tweede hoofdstuk, wanneer De Rijckel reflecteert op de verhouding tussen zichzelf en zijn leerling Verzele [vetgedrukt UB]:

 

Veel van de ingrepen dienen om met name de vertelsituatie transparanter te maken. Interessant is in dat opzicht bijvoorbeeld de passage in het eerste hoofdstuk, waarin het vertelperspectief wisselt van de derde naar de eerste persoon; een eerste indicatie van de complexe narratieve structuur van De verwondering. Wat we in het eerste hoofdstuk te lezen krijgen, is een stuk uit het schrift dat Victor Denijs De Rijckel vanuit de psychiatrische instelling over zijn eigen avontuur opstelt. Iets wat de lezer op dat moment nog niet weet. Terwijl die perspectiefwissel in de Nederlandstalige versie weinig gemarkeerd is – en op die manier dus als een vergissing van de impliciete auteur De Rijckel geduid kan worden –, maakt Birckholz er door een ingreep in de interpunctie een welbewuste metacommentaar van:

 

In haar bijdrage aan het in 2014 verschenen Lezen in verwondering. Veertien leeswijzers bij een roman van Hugo Claus hield Lut Missinne de Duitse vertaling van de roman al eens eerder tegen het licht. Daarin duidde zij Birckholz’ vertaalkeuzes als een strategie om de introductie van een ‘nog relatief onbekend auteur aan een grotendeels nieuw publiek’ eenvoudiger te laten verlopen. (99) Het feit dat De verwondering Claus’ eerste solopublicatie in de DDR was, zal er inderdaad wel iets mee te maken hebben, maar volgens mij dringt zich toch een meer ideologisch gestuurde analyse op. Zoals ik hier al meermaals aankaartte, stond de formele complexiteit van De verwondering immers haaks op de DDR-poëtica waarin toegankelijke en realistische literatuur de norm was.[6] Birckholz’ vertaalstrategie is volgens mij dus meer dan een manier om aan het nieuwe leespubliek tegemoet te komen, het is één van de strategieën om de roman aan de DDR-context te assimileren. Daartoe diende ook het lange nawoord.

Aanvankelijk verbaasd, dan verward en tenslotte radeloos

Nog meer dan bij deze vertaalingrepen zullen de DDR-lezers houvast gevonden hebben bij het 20 pagina’s tellende nawoord van Udo Birckholz. In zijn leesverslag had Antkowiak al het belang van een helder en goed geschreven nawoord benadrukt. ‘De verwondering’, zo schreef hij er, ‘nodigt uit tot een essayistische analyse. Niet alleen vanwege de inhoud, maar ook vanwege de plaats van de roman in het complete oeuvre van Claus. […] Dat een nawoord, waarin het een en ander wordt toegelicht, onmisbaar is, spreekt vanzelf.’ (Antkowiak 1975, 340) Birckholz’ nawoord heeft inderdaad veel weg van de wijdlopige essayistische analyse die Antkowiak voor ogen had. Eerst gaat hij uitvoerig in op Hugo Claus en zijn complete oeuvre. Daarna behandelt hij de historische en politieke achtergronden waartegen de roman zich afspeelt. Vooral de geschiedenis van de Vlaamse Beweging, de collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog en Joris van Severen, op wie Claus het personage De Keukeleire baseerde, krijgen daarbij veel aandacht.

De analyse die Birckholz van de roman maakt, sluit bovendien helemaal aan bij de analyses die Alfred Antkowiak en Joachim Schädlich in 1976 en 1977 eerder al van de kleinere Clauspublicaties maakten. Zo zou De verwondering ondanks het bevreemdende en choquerende effect van de onalledaagse, onconventionele taal ‘real und gegenwartsbezogen’ zijn, aangezien Claus het formele experiment gebruikt om het absurde en onmenselijke in de kapitalistische samenleving op het spoor te komen. Dat verklaart volgens Birckholz ook waarom Claus ondanks de complexiteit van zijn taal, ‘in bijna elke Nederlandse boekenkast te vinden is’: die complexiteit geeft immers uitdrukking aan een gevoel van radeloze verwarring dat de burgers in een laat-kapitalistische samenleving maar al te goed kennen. Of zoals Birckholz het zelf nog samenvatte: ‘Het proza van Hugo Claus is niet gemakkelijk toegankelijk, maar biedt wel leesvoer dat voor iedereen toegankelijk is’[7] [vert. en cursivering UB].

Hoe nauw de absurditeit van de naoorlogse samenleving, de complexiteit van Claus’ taal en de radeloze verwarring van Victor Denijs De Rijckel met elkaar samenhangen, beargumenteert Birckholz nog eens duidelijk in de volgende passage uit het nawoord [vert. UB]:  

In ‘De verwondering’ worden ingewikkelde processen van politieke, culturele en historische aard binnen de Vlaamse beweging voor, tijdens en na de periode van de Tweede Wereldoorlog in veelvoudige onderlinge verbanden belicht. Al doende rijst uit de duisternis een bijna hels labyrint op van het verval en de intellectuele ontbinding van het laatburgerlijke systeem, waarin een doorsnee burger – de leraar De Rijckel – wankelt, aanvankelijk louter verbaasd, dan verward en tenslotte radeloos.[8]

In haar hier al even kort aangehaalde analyse van Die Verwunderung stelde Lut Missinne dat ‘Birckholz […] de complexiteit van dit boek en zijn eigen bewondering voor de auteur overtuigend over [wist] te brengen’, maar dat hij wel ‘de hele tijd [worstelt] met het marxistische discours.’[9] Hoewel Birckholz inderdaad veel moeite doet om de tekst als een kritiek op het ‘decadente’ Westen te duiden, is het volgens mij nog maar de vraag of hier echt van een ‘worstelen’ sprake is. De toon van het nawoord geeft alleszins niet die indruk. Is het niet eerder zo dat de kleinere Clauspublicaties, de vertaalkeuzes van Birckholz en de veranderende extra-literaire context een dergelijke lezing net heel legitiem doen voorkomen?

Tot het einde toe nauwelijks uit elkaar te houden

Roland Links, die de vertaling als eerste proeflas, leek alleszins weinig redenen te zien om te twijfelen aan de legitimiteit van Birkcholz’ analyse. Eerder integendeel: in een leesrapport dat hij in juni 1978 voor Volk und Welt schreef, formuleerde hij een aantal suggesties om de roman nog beter in overeenstemming te brengen met de DDR-poëtica [vert. UB].

Toen ik dit manuscript begon te lezen, kende ik noch het nawoord, noch het leesverslag van Alfred Antkowiak. […] Ik las over een leraar die naar een gemaskerd bal gaat, daar een jonge vrouw afluistert en haar probeert te volgen. Externe en interne gebeurtenissen waren goed in balans; ik was geboeid. Maar reeds op bladzijde 24 werd ik geconfronteerd met aantekeningen van deze leraar uit een latere periode. Hij moet ze gemaakt hebben in een psychiatrisch ziekenhuis. Dus was hij ziek geworden vlak na dit bal? Nee, precies dertig bladzijden verder gaat de plot van de eerste bladzijden verder. Tot bladzijde 83 gaat het verhaal over de onderwijzer verder in de derde persoon. Dan volgen de aantekeningen van de leraar (blz. 83-121), die nog driemaal herhaald worden, op de bladzijden 146-172, 203-232 en vanaf 251, waar de twee niveaus zo door elkaar beginnen te lopen dat ze tot het einde toe (blz. 278) nauwelijks uit elkaar te houden zijn.[10]

Het mag duidelijk zijn dat Links zich grote moeite heeft getroost om de vertelsituatie in het verhaal te ontsleutelen. Het is een opgave die hem naar eigen zeggen als ‘Berufsleser’ al zwaar gevallen was en die van de ‘Normalverbraucher’ niet verwacht kon worden. In het leesrapport doet Links dan ook een aantal voorstellen om het leesgemak te vergoten. Zo lijkt het hem ten eerste een goed idee om de stukken uit het schrift van De Rijckel in cursief te drukken. Al zou een dergelijke ingreep wel problemen kunnen opleveren voor het slot van de roman, waarin de verschillende vertelniveaus door elkaar gaan lopen. Minder drastisch, maar zeker het overwegen waard, is volgens Links verder het toevoegen van meer witregels, zodat de vertelniveaus formeel in ieder geval beter van elkaar te onderscheiden zijn. En een derde suggestie is om de narratologische structuur van De verwondering alvast in de flaptekst op te helderen en die analyse niet op te sparen voor het nawoord.

Volk und Welt nam die laatste suggestie ter harte. Een kort flaptekstje op het papieren omslag kondigt de structuur van De verwondering aan en stelt alvast een interpretatie voor [vert. UB]:

In een psychiatrische inrichting haalt de Rijckel herinneringen op en probeert hij erachter te komen wie hij echt is. Hugo Claus heeft deze aantekeningen en de belevenissen van de Rijckel op de avontuurlijke zoektocht naar Sandra zo met elkaar verweven dat de belevenissen en de latere neerslag daarvan in de aantekeningen elkaar aanvullen. Hierdoor kunnen conclusies worden getrokken over de werkelijke mentale en emotionele toestand van de leraar. Maar de lezer moet deze conclusies trekken.[11]

Het leesrapport van Roland Links maakt nogmaals duidelijk hoeveel belang de uitgeverij hechtte aan de presentatie van de roman. De ingrepen in de vertaling volstonden blijkbaar niet om de lezer op weg te zetten naar een begripvolle lectuur. Daartoe waren ook het nawoord van Birckholz en de flaptekst onontbeerlijk. En zelfs het boekomslag verwees nog eens naar de complexe structuur van de roman. De roman werd gebonden in oranje linnen, met daarop een zwarte tekening, die de veellagigheid van De verwondering moest representeren.

 

Conclusie

In het begin van deze DDR-reeks stelde ik mij de vraag wat er met teksten gebeurt als ze door politieke systemen reizen. Wat zien we, zo vroeg ik mij af, als we via de DDR-vertalingen naar de Nederlandstalige literatuur kijken? Zoals inmiddels bekend stelde uitgeverij Volk und Welt zich voor als een venster op de wereld. Maar wat zien we dan als we door dat venster kijken? En hoeveel van het eigen literaire programma wordt in het venster gereflecteerd?[12]

Uit deze en mijn vorige bijdragen mag duidelijk geworden zijn dat Volk und Welt over een arsenaal aan strategieën beschikte om de Nederlandstalige literatuur in het eigen literaire en politieke systeem te doen gedijen. Ik begon deze reeks met een analyse van het Belgisch-Nederlandse Erkundungen-deel waarmee de Nederlandse literatuur voor het eerst op grote schaal aan de DDR-lezers werd voorgesteld. In de twee daaropvolgende delen reconstrueerde ik de geleidelijke intrede van Hugo Claus, die (althans voor het leespubliek) met die bloemlezing aanvatte en uitmondde in de vertaling van het complexe De verwondering.

Nu, terugblikkend op de geleidelijke introductie van Claus in de DDR, valt vooral op hoe stevig de grip van de cultuurpolitiek ook nog in de late jaren zeventig eigenlijk was. Uitgeverij Volk und Welt stond onder controle van de Hauptverwaltung Verlage und Buchhandel, die op haar beurt ressorteerde onder het ministerie van Cultuur. Uitgeverijen moesten bij elke publicatie een aantal leesrapporten voorzien, die beargumenteerden waarom de tekst paste binnen de literair-ideologische lijn die er werd aangehouden. En zeker in het geval van vertalingen zag de Hauptverwaltung er streng op toe dat de teksten via vertaalingrepen, nawoorden en zelfs via voorafgaande publicaties van hun subversieve werking werden ontdaan.

Toch denk ik dat het te gemakkelijk is om hieruit te concluderen dat er helemaal geen subversief potentieel van de Claus-vertalingen uitging. Inderdaad: Die Verwunderung kon alleen maar verschijnen, dankzij de voorgaande publicaties, het nawoord van Birckholz’ en het leesverlag van Alfred Antkowiak. Maar net die teksten maken duidelijk dat de DDR anno 1979 klaar was voor een versoepeling van haar eigen realistische poëtica.[13] Geen van de teksten doet immers alsóf De verwondering een toegankelijke roman zou zijn. Wél beargumenteren ze hoe en waarom Claus’ formalisme in overeenstemming te brengen valt met de DDR-poëtica.

De introductie van Claus en de publicatie van Die Verwunderung valt volgens mij dan ook te bezien in een bredere beweging die in de jaren zeventig op gang kwam en die de geleidelijke overgang van een puur instrumentele naar een literair-instrumentele poëtica markeert. Terwijl literatuur in de beginjaren van de DDR haast uitsluitend bezien werd in functie van wat ze inhoudelijk aan de socialistische samenleving kon bijdragen, kreeg men in de loop van de jaren zeventig meer aandacht voor literaire criteria als stijl en vorm.[14] Althans, zolang die bijdroegen aan de uitbouw en bestendiging van de socialistische samenleving.

Die uitbouw van de DDR-poëtica verliep niet in de eerste plaats via felle subversieve tegenstand, maar wel via de eigen literaire instituties. Het vertrouwen dat het ministerie van cultuur in uitgeverij Volk und Welt stelde, maakte het mogelijk om steeds rigoureuzer de grenzen van het publiceerbare af te tasten. Daarbij vervulden met name de leesrapporten en de nawoorden een nogal ambivalente functie. Enerzijds dienden zij als controlemechanismen, anderzijds konden de uitgeverijen die teksten gebruiken als een retorisch instrument waarmee zij omstreden teksten toch in de DDR konden lanceren. Via de geleidelijke introductie van Claus in de DDR hoop ik aangetoond te hebben hoe dat mechanisme precies in zijn werk ging.

 


Dit is het derde en laatste deel in de reeks ‘Vensters op de wereld: De Nederlandstalige literatuur bekeken vanuit de DDR’ door Ulrike Burki. 
Der DDR-Bevölkerung ein Fenster zur Welt bieten – De DDR-bevolking een venster op de wereld bieden. Dat was het motto van Volk und Welt. Vanaf 1961 tot nog na de val van de muur was Volk und Welt de belangrijkste uitgeverij voor internationale literatuur in Oost-Duitsland. In het fonds verschenen opvallend veel vertalingen uit het ‘kapitalistische’ westen Daaronder ook teksten uit Nederland en Vlaanderen. Wat gebeurt er met teksten als ze door politieke systemen reizen en vooral ook: wat zien we als we door het Volk und Weltvenster naar de Nederlandstalige literatuur kijken?
<<< Lees hier deel 1
<<< Lees hier deel 2

 

Noten
[1] Origineel: ‘Im Mittelpunkt steht ein Lehrer, er hat kein “Ich” im eigentlichen Sinn, und er befindet sich zeitweilig an den Grenzen des Wahnsinns, dies freilich nur im Vergleich zur “Normalität” seiner Umwelt. Er gerät mit seinem Schuler Verzele (…) auf mancherlei Umwegen in das Schloss Almout. Dort wird er in die Geheimnisse der Familie Harmedam eingeführt bzw. Er kommt allmählich dahinter; Denn hier auf diesem Schloss pflegen sich nach (sic.) Jahre nach dem Krieg und dem Sieg über den Faschismus alte flämische SS-Leute zu treffen, um ihres verschollenen Führers Crabbe zu gedenken. Der Lehrer wird in diese fast buchstäblich stinkende, verwesende Welt immer mehr verwickelt, er lernt sie mithin gründlich kennen, orientiert sich in ihrem Interieur, und er ist ob dieser Verwesung unerhört verwundert, denn vorher hatte er davon keine Kenntnis. In einer psychiatrischen Klinik, in welche er wegen einer Nervenkriege gerät, hervorgerufen eben durch die Almout-Erkenntnisse, schreibt er seine Eindrücke, besser: seine Geschichte und Obsessionen nieder, hierbei kommt auch sein eigenes, verworrenes, von Grund auf kleinbürgerliches Dasein ins Bild.’ (Anktowiak 1975, pp. 330-331)
[2] Walther 1996, p. 499.
[3] Het valt moeilijk te achterhalen op welke druk Birckholz zich baseerde. Toen hij in 1976 aan de vertaling begon, waren er al 11 Nederlandstalige drukken in de omloop. In deze analyse ga ik uit van de eerste druk uit 1962. Alleszins zijn er, op een paar nieuwe drukfoutjes na, maar weinig verschillen tussen die eerste drukken. Zelfs als Birckholz een andere gebruikt zou hebben dan de eerste, zijn de gevolgen voor deze analyse verwaarloosbaar.
[4] Vgl: Absillis en Lemmens 2018, p. 303.
[5] De vertaalwetenschapper Javier Franco Aixelás onderscheidt verschillende classificaties om dit soort ingrepen te onderscheiden. Het voorbeeld met de hutspot wordt in de vertaaltheorie ‘intratekstuele toelichting’ genoemd: de vertaler legt het cultuurspecifieke element uit door woorden toe te voegen. Het tweede voorbeeld is een geval van ‘universalisering’: het specifieke element wordt vervangen door een neutralere, algemenere variant. (Cultuurspecifieke elementen in vertalingen | Expertisecentrum Literair Vertalen)
[6] De strijd tegen het formalisme, ofwel: der Formalismusstreit, speelde het sterkst in de vroege jaren vijftig. De jaren zeventig waren op stilistisch vlak al een stuk flexibeler. Toch werkte de afkeer van het formalisme ook op dat moment nog duidelijk door in de cultuurpolitiek van de DDR. Ivo Michiels werd in 1976 bijvoorbeeld geweerd uit de Erkundungen-bloemlezing. Uit het interne leesrapport van Antkowiak (!) leren we waarom: hij noemde Michiels werk er ‘ziemlicher Käse, Formspielerei’ [nogal onzinnig, vormspel].
[7] Origineel: ‘Die Prosa von Hugo Claus bietet zwar keine leicht eingängige, aber doch eine jedermann zugängliche Lektüre.‘ (Birckholz 1979, p. 281)
[8] Origineel: ‘In “Die Verwunderung” werden komplizierte Vorgänge politischer, kultureller und historischer Natur innerhalb der flämischen Bewegung vor, während und nach der Zeit des zweiten Weltkrieges in vielfacher Verklammerung beleuchtet. Dabei hebt sich ein nahezu infernalisches Labyrinth des Niederganges und der geistigen Zersetzung des spätbürgerlichen Systems aus dem Verborgenen, in dem ein zunächst nur verwunderter, dann verwirrter und zum Schluss verstörter Durchschnittsbürger – der Lehrer De Rijckel – umhertaumelt.’ (Birckholz 1979, p. 280)
[9] Missinne 2014, p. 94.
[10] Origineel: Als ich dieses Manuskript zu lesen begann, kannte ich weder das Nachwort noch das Gutachten von Alfred Antkowiak. […] Ich las von einem Lehrer, der einen Maskenball besucht, dort eine junge Frau belauscht und ihr zu folgen versucht. Äußere und innere Vorgänge waren gut gegeneinander abgewogen; ich war gepackt. Aber schon auf Seite 24 wurde ich mit Aufzeichnungen dieses Lehrers aus einer späteren Periode konfrontiert. Er musste sie in einer Nervenheilanstalt gemacht haben. War er also gleich nach diesem Ball erkrankt? Nein, genau dreißig Seiten weiter wird die Handlung der ersten Seiten fortgesetzt. Bis S. 83 geht es wieder in dritter Person mit der Erzählung über den Lehrer weiter. Dann folgen wieder dessen Aufzeichnungen (S. 83 – 121), die sich noch dreimal wiederholen, auf den Seiten 146 bis 172, 203 bis 232 und ab 251, wo beide Ebenen sich so zu durchbringen beginnen, daß man sie bis zum Schluß (S. 278) kaum auseinanderhalten kann. (Links 1978, p. 334)
[11] Origineel: ‘In einer Nervenheilanstalt erinnert de Rijckel sich und versucht dahinterzukommen, wie er wirklich ist. Diese Aufzeichnungen und de Rijckels Erlebnisse auf der abenteuerlichen Suche nach Sandra hat Hugo Claus zo ineinander verschachtelt, dass die Erlebnisse und deren spätere Spiegelung in den Aufzeichnungen einander ergänzen. Die lassen Rückschlüsse auf die wirkliche geistige und seelische Verfassung des Lehrers zu. Die aber muss der Leser ziehen.’
[12] In 1996 verscheen het invloedrijke boek Translation / History / Culture. In de inleiding bij dat boek stelde André Lefevere dat vertalingen méér zijn dan ‘window[s] opened on another world’. De voortzetting van de Volk und Welt-metaforiek is allicht niet meer dan een aardige toevalligheid, maar zijn argumentatie is wel bij uitstek van toepassing op de vertaalpraktijk van de uitgeverij. ‘Translation’, zo stelt de Belgische vertaalwetenschapper ‘needs to be studied in connection with power and patronage, ideology an poetics, with emphasis on the various attempts to shore up or undermine an existing ideology of an existing poetics. […] Translation Studies had begun to focus on attempts to make texts accessible and to manipulate them in the service of a certain poetics and/or ideology. Seen in this way translation can be studied as one of the strategies cultures develop to deal with wat lies outside their boundaries and to maintain their own character while doing so.’ (Lefevere 1997, p. 10)
[13] De introductie van James Joyce bij Volk und Welt verliep bijvoorbeeld ongeveer gelijktijdig met die van Hugo Claus. In 1977 verscheen zijn bundel korte verhalen Dubliners [Dubliner. Erzählungen] en twee jaar daarna publiceerde Volk und Welt A Portrait oft the Artist As a Young Man [Ein Porträt des Künstlers als junger Mann.] Er bestaan interessante parallellen tussen de introductie van Claus in de DDR en die van James Joyce. Zie hierover: Mecsnóber 2013.
[14] Pisarz Ramirez 2007, pp. 1782-1783.

 


Literatuur
  • Absillis, Kevin & Lemmens, Wendy, ‘Niets is helemaal gaaf. Tekstverantwoording’. In: Claus, Hugo. De verwondering. Bezorgd door Wendy Lemmens. Met een nawoord van Kevin Absillis. De Bezige Bij, 2018, pp. 303-318.
  • Birckholz, Udo. ‘Nachwort’ In: Claus; Hugo. Die Verwunderung. Aus dem Niederländischen und mit einem Nachwort von Udo Birckholz. Volk und Welt, 1979, pp. 279-299.
  • Claus, Hugo. De verwondering. De Bezige Bij, 1962.
  • Claus; Hugo. Die Verwunderung. Aus dem Niederländischen und mit einem Nachwort von Udo Birckholz. Volk und Welt, 1979.
  • Claus, Hugo. De verwondering. Bezorgd door Wendy Lemmens. Met een nawoord van Kevin Absillis. De Bezige Bij, 2018.
  • Lefevere, André. Translation / History / Culture: A sourcebook. Routledge, 1992.
  • Mecsnóber, Tekla. ‘James Joyce and “Eastern Europe”: an Introduction’, in: Joycean Unions, 2013, pp. 15-45.
  • Missinne, L. ‘Vertalingen’ In: (Sander M. & Sintobin T.) Lezen in verwondering. Veertien leeswijzers bij een roman van Hugo Claus, Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2014, 89-100.
  • Pisarz-Ramirez, Gabriele. ‘Übersetzungskultur in der DDR – eine Fallstudie’, in: Harald Kittel u.A. (Red.) Übersetzung, Translation, Traduction. Ein internationales Handbuch zur Übersetzungsforschung. Walter de Gruyter, 2007, pp. 1779-1799.
  • Walther, Joachim. Sicherungsbereich Literatur. Schriftsteller und Staatssicherheit in der Deutschen Demokratischen Republik. Ch. Links Verlag, 1996.
  • Das Bundesarchiv, Berlin DR1/2116 / Antkowiak, Alfred [Leesverslag], januari 1975.
  • Das Bundesarchiv, Berlin DR1/2116 / Links, Roland, Verlagsgutachten, juni 1978.

Afbeelding: cover Die Verwunderung. Aus dem Niederländischen und mit einem Nachwort von Udo Birckholz. Volk und Welt, 1979.

Ulrike Burki (1998) behaalde in 2020 haar master Nederlandse en Duitse taal- en letterkunde aan de Universiteit Antwerpen. Momenteel volgt ze de onderzoeksmaster Nederlandse literatuur en cultuur aan de Universiteit Utrecht, waar ze onderzoek doet naar de status van de Nederlandstalige literatuur in de DDR.